Brussel l Kinderen die in
de bijzondere jeugdzorg belanden, worden nog al te vaak van
hot naar her gesleurd. Gemiddeld wordt zo'n kind drie keer
overgeplaatst voor het terechtkomt in een centrum waar het
eindelijk echt geholpen kan worden. 'We creëren wantrouwige,
diep gekwetste kinderen.'
door lotte beckers
Maar liefst 26.235 Vlaamse minderjarigen hadden vorig jaar
hulp nodig van de Bijzondere Jeugdzorg, en dat is 7 procent
meer dan het jaar voordien. Meer dan 40 procent daarvan is
nog jonger dan 10, en ruim de helft wordt geplaatst door de
rechter. Niet omdat ze wat mispeuterd hebben, maar omdat het
thuis helemaal misloopt.
Voor sommige kinderen is de ellende daarna evenwel nog niet
gedaan. Volgens cijfers van Vlaams minister van Welzijn Jo
Vandeurzen wordt gemiddeld één kind op vier minstens drie
keer doorverwezen voor het terecht komt op een plek waar het
echt geholpen kan worden. Die 'kindercarrousel' is te wijten aan
de ellenlange wachtlijsten in de jeugdzorg, zegt Gwenny De
Vroe (Open VLD), die de cijfers opvroeg. "Door het
plaatsgebrek worden kinderen op de wachtlijst gestuurd naar
de eerste de beste voorziening waar een bed vrij is. Ongeacht
of het kind daar op zijn plaats is of niet."
"Klopt", zegt ook Arnold Schaek, directeur van het centrum
kindzorg en gezinsondersteuning (CKG) Het Open Poortje in
Schilde. "Wij bieden residentiële opvang aan, voor kinderen die
snel uit hun gezin moeten gehaald worden", legt hij uit.
"Sommige kinderen blijven hier maar een tijdje, en kunnen
daarna naar huis terug. Maar voor een derde tot een kwart van
de kinderen is dat geen oplossing, en dan moeten we op zoek
naar een plak waar ze langere tijd kunnen verblijven." Dat kan
bijvoorbeeld een pleeggezin zijn, maar in bijna de helft van de
gevallen loopt het mis, en moeten de kinderen terug naar de
crisisopvang. "En dan begint de zoektocht opnieuw."
Soms komen kinderen dan terecht op plaatsen die nog minder
geschikt zijn, wat kan leiden tot absurde situaties, zoals
zes-jarigen die al in vijf verschillende instellingen zaten, of
jonge tieners met een ernstige gedragsstoornis die terecht
komen in een leefgroep met vooral kleuters.
Dat er geen pasklare oplossingen zijn voor het
doorverwijsprobleem, dat begrijpt Schaek. "Het kabinet
jeugdzorg kan niet toveren, maar we hebben nood aan een
denktank over de sectoren heen." Zelf heeft Schaek al enkele
suggesties. Het capaciteitsgebrek wegwerken is daar een van.
"We moeten vooral op zoek naar een nieuwe visie. Nu werken
organisaties die kinderen kort of langdurig opvangen helemaal
gescheiden van elkaar, terwijl we stevige partners zouden
moeten worden. Ook moeten we pleegouders beter omkaderen,
want nu staan ze er bijna alleen voor."