Tegen 2040 moet Vlaanderen asbest-veilig zijn. Asbest is een voor de gezondheid erg gevaarlijk bouwmateriaal. Vandaar het asbestattest dat sinds donderdag verplicht is. Wie voortaan zijn woning te koop zet, móét dat attest aan kandidaat-kopers kunnen laten zien.
Het attest vermeldt of er al dan niet asbest in de woning zit, en of er al dan niet meteen actie moet worden ondernomen. Soms zal dat verplicht zijn, in andere gevallen mag het asbest blijven zitten, omdat het geen gevaar vormt. Het document – kostprijs voor een gemiddelde woning zo’n 500 à 600 euro – wordt opgesteld door een erkende asbestdeskundige.
En daar wringt voor zowel CD&V, Open VLD als een hele resem immomakelaars het schoentje. Volgens hen zijn er vandaag te weinig asbestdeskundigen, waardoor verkopers erg lang moeten wachten is op het attest. “Wat op dit moment de vastgoedmarkt blokkeert”, aldus Vlaams parlementslid Gwenny De Vroe (Open VLD). Concreet: heel wat huizenverkopers moeten hun affiche noodgedwongen weer opbergen, omdat ze geen asbestdeskundige vinden.
Zowel CD&V, Open VLD als de Confederatie van Immobiliënberoepen (CIB) pleit daarom voor het tijdelijk invoeren van een zogenaamde opschortende voorwaarde voor het asbestattest. “Dat maakt dat mensen hun woning zonder het attest toch al kunnen verkopen”, zegt Robrecht Bothuyne (CD&V). “Blijkt de weken nadien dat het asbestattest erg negatief uitvalt – een rode score waarbij je wordt verplicht om de asbesthoudende materialen te verwijderen, wat erg duur kan uitvallen – kan de koper via de opschortende voorwaarde alsnog afzien van de aankoop.” De huizenmakelaars steunen het voorstel.
De bevoegde N-VA-ministers Zuhal Demir en Matthias Diependaele hebben er echter geen oren naar. Volgens beiden is er geen nijpend tekort aan asbestdeskundigen. Op hun vraag publiceerde de Openbare Afvalstoffenmaatschappij OVAM zelfs een lijst met asbestdeskundigen die op korte termijn nog tijd vrij hebben. Maar volgens de huizenmakelaars maakt die lijst zijn belofte niet waar: “heel wat asbestdeskundigen met zogezegd nog ruimte zijn ofwel alleen erg lokaal actief, of oefenen de job in bijberoep uit, waardoor ze weinig flexibel zijn.”
Bron: De Standaard